Overlijdensbericht en herinneringsplaats van

Koos van der Werff

08-08-192503-12-2017

      Voeg uw reactie of herinnering toe met:

      Tips over condoleren of herinneringen delen?

      • Bladzijde 4 tekst W.K.B. Hofstee
        reactie 17   |   niet OK
        Koos over Kouwer, 17-12-2015, met stippeltjes als pauzeteken

        Kunnen jullie allemaal goed horen wie ik ben?.....Ik ben Jacobus van der Werff, ik wil graag een paar dingen over mijn leermeester professor Kouwer zeggen.
        Ik doe dat in twee paragraafjes
        - zijn invloed op mijn werk en mijn persoon
        - mijn ervaringen met hem als promotor, of wat breder, als begeleider..'leidsman'

        Kouwers invloed op mij is doorslaggevend en radicaal geweest. Ik ben in 1946 psychologie gaan studeren, met als ideaal een mensenhelper te worden, een soort klinisch psycholoog. Hoogleraar was toen professor Brugmans, H J F W Brugmans, een strakke, rechtlijnige theoreticus. Ik heb van hem wel leren denken, maar besefte vrij spoedig dat ik wat mijn ideaal aangaat aan het verkeerde adres was. Na lang beraad besloot ik over te stappen naar mijn tweede grote ideaal, de muziek. Ik vertrok naar het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Er volgden vele jaren van twijfel en pogingen beide studies tegelijk te doen.
        Toen Brugmans op aftreden stond en Snijders de psychologie-opleiding een heel ander gezicht had gegeven door nieuwe benoemingen en daaraan gekoppelde studierichtingen, zag ik kansen voor mijn eerste ideaal, toog weer naar Groningen, en werd daar na mijn kandidaatsexamen bij Brugmans (zijn laatste!) een gelukkige, onbekommerde student met klinische idealen.
        Bij het aantreden van Kouwer kwam er opnieuw een radicale wending. Ik werd ongevraagd, doen toedoen van Snijders denk ik, assistent bij hem voor het geven van werkcolleges Statistiek ('assistent op verlaagde wedde').
        Ik wist helemaal niets van het vak en ging dus als een haas in Guilford cs. studeren en begon al gauw Kouwer een beetje te vereren. In wonderbaarlijk korte tijd was mijn 'help-ideaal' sterk verbleekt; ik werd een totáál andere persoon. Kouwers invloed reikte zo ver dat ik hem begon te imiteren. Hij snelde altijd met twee treden tegelijk de trap op.....ik dus ook; zijn handschrift, piepkleine lettertjes, werd nagebootst, en mijn hanenpoten verdwenen.

        Barbara -
        25 januari 2018

        Deel deze pagina:

      • Bladzijde 5 tekst W.K.B. Hofstee
        reactie 16   |   niet OK

        Nog een paragraafje over mijn leermeester als begeleider, vraagbaak, leidsman.
        Nou........dat stelde niet veel voor....Dat bleek al gauw toen ik hem iets kwam vragen over een formule die ik in Guilford niet begreep. Goh, zei hij, weet u zó weinig van statistiek? Er zijn wel vier leerboeken in de bibliotheek, hoor!....Einde van de begeleiding....
        Iets dergelijks gebeurde vele jaren later. Peter Defares en ik hadden een concept van een volgens ons heel aardig artikel geschreven en in Kouwers postbakje gelegd, voorzien van een keurig plaatje van onze geroteerde factoren (wij waren toen nog weinig bedreven in die procedures). De volgende dag had ik het stuk terug....met als commentaar een zin die ik even letterlijk zal voorlezen .....'verschrikkelijk dilettanterig om het resultaat van een varimax rotatie blindelings te accepteren'......Er was een schetsje bijgeplaatst dat wij toen niet begrepen, een andere rotatie.
        De zwaarste dreun kreeg ik vele jaren later, toen ik op een zondagmiddag opgebeld werd door mijn promotor. We zouden juist met de dochtertjes naar het plantsoen gaan, eendjes voeren.....´Kunt u direct even naar het instituut komen, ik zit op mijn kamer´. Een dag eerder had ik de concept-eindversie van mijn proefschrift in zijn postbakje gelegd; ik was er nogal blij mee, en ook wel een beetje trots.....Het stuk lag nu op zijn brede tafel.....hij wees ernaar.... 'Ik wil u even zeggen... dat het zó niet moet...stilte....neemt u dát maar weer mee....einde van de begeleiding.
        Een jaar later had ik het stuk geheel omgegooid, buiten het gezichtsveld van de promotor. En toen was 't kennelijk goed.
        Ik heb in die jaren mijn leermeester leren zien als een onmogelijke begeleider. Ook in discussies daarbuiten vond ik hem onmogelijk, althans heel moeilijk. Hij had altijd gelijk en noemde de meningen van tegenpartijen graag púre nonsens, of wáánzin.
        Maar ik moet zeggen dat ik zijn 'onmogelijk' promotorgedrag bij nadere bezinning meer positief heb willen waarderen.....Meer in de trant van.... laat hem het zélf oplossen: van veel geholpen en begeleid worden kan niemand sterker worden......ik weet natuurlijk niet of die interpretatie correct is.....maar ik wil het graag zo opvatten omdat ik hem ook in allerlei andere opzichten steeds meer ben gaan waarderen. Een man met minimaal twee gezichten: een begeleider wiens 'methode' je maar voor lief moest nemen....maar anderzijds zeker een gezellige man....bijna een gezelschapsmens...hij converseerde eloquent...en hij kon zalig dansen .....dat heb ik niet uit de eerste hand, hoor.. .....dat zei mijn Geesje....
        Dat zo'n man mijn leermeester is geweest, zie ik achteraf als een onverdiend voorrecht.
        ....Maar nu bekruipt mij de vrees dat zondagmiddag de telefoon zal gaan....u hebt geprobeerd een correct beeld van mijn persoon te geven....maar ik wil u zeggen....zó moet het niet.

        Barbara -
        25 januari 2018

        Deel deze pagina:

      • Laatste bladzijde (6) tekst W.K.B. Hofstee
        reactie 15   |   niet OK
        Koos, over de muze als bron van inspiratie, n.a.v. Pieter van Striens Het creatieve genie, e-mail 5-4-2016

        In de jaren waarin ik als quasi-student in het westen des lands rondging waren mijn dagen gevuld met werk in spoelkeukens en op terrassen van strandhotels, voorts met egocentrisch gemijmer over mijn bestemming – Brugmans of muziek – en kleine liefdes. Tot het moment waarop ik Geesje ontmoette. Haar blikken brachten mij er toe, kleine muziekstukjes te schrijven, ‘petites pièces’, op de noten g-e-es. Ik heb ze opgeborgen en nooit aan haar vertoond.
        Ik ken ook de andere ervaring: de man als inspirator van een vrouw. Ik kom daar langs een omweg. Vele jaren na die ‘pièces’ trad ik toe tot de ‘krans van hoogleraren en lectoren’ (lezingen en discussies) die in Groningen bestond, naast een partner-vereniging, de ‘krans van professorendames’. Eens per jaar genoot deze grote schare als ‘gemengde krans’ van feestelijke schalen aardbeien. Ik weet niet of dat in deze vorm nog bestaat. In een zeker jaar hadden de ‘reges’ (het driekoppig bestuur van de krans) een prijsvraag uitgeschreven voor het beste gedicht, een limerick, over de aardbei, een vondst van Henk van Os, die in die jaren ‘rex primus’ was. Ik schreef er een en won.
        Vele jaren later bezocht ik een concert van een landelijk vrij bekende pianiste en was na afloop geheel verloren, door haar programma (vooral Liszt) en haar manier van spelen. Het oude heimwee en het zelfverwijt over mijn keuze voor ‘Brugmans’ destijds sloegen weer eens toe. Na geruime tijd schreef ik haar om enkele lessen te vragen. Het werd een reeks van gewijde bijeenkomsten in haar Haagse huis. We speelden ‘de late Liszt’ en in pauzes spraken we over hem en reciteerde ik Achterberg en ook in een onbewaakt moment mijn aardbeiendichtsel. Weken later, toen ik weer eens op les kwam, ging ze achter de vleugel zitten, zei dat ze op reis een muziekstukje had geschreven, en zong zichzelf begeleidend mijn tekst op een passend, onvergetelijk wijsje.
        Het valt op dat in mijn beide voorbeelden de inspirerende persoon van niets wist. Aansluitend besef en beweer ik dat dit een kenmerk van de ware inspiratie moet zijn; daarzonder zou er sprake zijn van een afspraak, dan wel van een verzoek of zelfs een opdracht van de ‘inspirerende’. Het blijkt mij trouwens ook, al schrijvende, dat iemand niet alleen door een persoon maar ook door een collectief tot meer of minder grote daden geïnspireerd kan worden: immers het collectiefje van mastodonten is op dit ogenblik mijn bron van inspiratie.
        We kunnen nog verder gaan. Iedere kunstenaar werkt vanuit de inspiratie van een sociale omgeving of wellicht zelfs, in beginsel, van een wereldwijd anoniem collectief. Zo megalomaan hoeft het natuurlijk niet altijd te gaan: ook de eenvoudige ambachtsman kan zich geïnspireerd weten door een tevreden klantencollectief. En zo kan ook de knolskoekbakker, gemotiveerd door een deels anoniem liefhebberscollectief, een geïnspireerde kunstenaar zijn.

        -----------------------------------------------------

        Barbara -
        25 januari 2018

        Deel deze pagina:

      • Tekst uitgesproken door Johanna van der Werff bij de afscheidsplechtigheid op 9 december 2017 in het Crematorium te Groningen p. 1
        reactie 14   |   niet OK
        Vandaag nemen we afscheid van Jacobus Johannes, Koos, van der Werff, voor mijn zus en mij onze ‘Va’. Waar die naam vandaan komt, weet ik niet, maar zo noemden we hem ons hele leven, al vond ik dat als kind vaak een beetje raar – andere kinderen zeiden immers ‘pappa of pap’. Ja, bij ons was altijd alles anders, iets wat je als kind niet altijd als prettig ervaart en wat ik later pas ben gaan waarderen. Waarin was het bij ons dan ‘anders’?
        Onze vader Koos was ‘anders’, dat was een ding dat zeker was. Koos was een ongewoon gevoelsmens. Gevoel dat hij toonde met tranen in de ogen bij muziek van bepaalde romantische componisten, Mahler, Brahms, ‘ol’ Beethoven, bij orgelmuziek, bij koorwerken en meer. Gevoel toonde hij, met diepe zuchten, als hij aan zijn familie dacht, daarmee een kennelijk smartelijk verlangen tonend naar dat wat voorbij was. Gevoel dat hij vaak indirect toonde naar Geesje, Barbara en mij, zijn gezegende gezin, vaak als mengsel van liefde, een door mij zeker als overdadig gevoede bewondering en ook bezorgdheid, dat ons niks overkwam.
        Het ‘anders’ toonde zich ook in de vorm van Reisefieber, het opzien tegen lange reizen, van hemzelf, maar ook van ons, het idee van huis weg te zijn.
        ‘Anders’ uitte zich ook in onze auto. In onze vroege kindertijd vervoerden wij ons in een Cadillac, 10-de hands of zo. Deze Cadillac was van de Belgische koning geweest en ooit geschonken door president Roosevelt. Regelmatig stonden we vast omdat het ding benzine slurpte en ooit, toen we in Londen waren met deze auto, bleek er een officieel feest op koninklijk niveau te zijn. Door de guards werd, op basis van deze auto, aangenomen dat we tot de gasten behoorden en zo werden we rechtstreeks naar het paleis gedirigeerd.
        Er volgden meer auto’s die ‘anders’ waren: Triumfs vitesse en – herald, Austins en Wolseleys. Geïmporteerd uit Engeland en met het stuur aan de rechterkant.
        We woonden ook ‘anders’. In een tot woonhuis verbouwd pakhuis van ongebruikelijk grote afmetingen en met talloze plekken waar je geweldig kon spelen, weliswaar was er geen tuin, maar wel een ‘plaatsje’ waar we vuurtje mochten stoken en ook kippen hielden. Er was een grote zolder, een geheimzinnige vliering en later ook nog het koetshuis. In de gang rolschaatsten we. In de kamer stond de grote Bechsteinvleugel waarop Koos prachtig speelde. Chopin, Schubert, Brahms. Later begeleidde hij Barbara en mij liederen zingend.
        Er was nog meer ‘anders’. Koos vervoerde zich, in tegenstelling tot wat nu een gewoon verschijnsel is in het straatbeeld, op een vouwfiets. Indertijd was dat echt ‘avant la lettre’.
        Toen de Cadillacs en Wolseleys de deur uit waren gedaan, kocht Koos de allerkleinste auto die bestond – een Morris – ook heel ‘anders’. Eéntje waar zijn vouwfiets in opgevouwen toestand in paste. Deze fiets bracht hem overal. Liefst reed hij met de Morris ergens ‘tegen de wind in’ naar toe en reed dan per vouwfiets, met de wind in de rug, terug. Het autootje bleef dan soms maanden op die verre plek staan. En zo – dan wel met vouwfiets en per trein - bezocht hij vrienden, collega’s, familieleden en maakte talloze omzwervingen door het hele land. Het moet voor hem het allerfijnste zijn geweest wat er bestond. Zwerven. Vrij en frank.
        ‘Anders’ was ook onze opvoeding. Koos was als ontwikkelingspsycholoog van mening dat kinderen opgroeien ‘ondanks de opvoeding’ en dit bracht hij op zijn eigen wijze in de praktijk. Wij werden alleen positief gestimuleerd. Ik herinner me werkelijk geen enkele ingreep van zijn kant, hoe bont Barbara en ik het in onze onderlinge ruzietjes ook maakten. Ikzelf in het bijzonder maakte dankbaar gebruik van de geboden vrijheid om alle soorten kattenkwaad uit te halen. En later, in mijn nogal explosieve puberteit, waarin ik met zware levensvragen kampte en echt een onmogelijke mens moet zijn geweest, reageerde hij ooit met ‘jij bent wel moeilijk hoor’ en daar bleef het bij. Overigens maakte dat wel grote indruk, juist omdat hij nooit boos was.



        Barbara -
        25 januari 2018

        Deel deze pagina:

      • Bladzijde 2 tekst Johanna van der Werff
        reactie 13   |   niet OK
        Koos schreef over tientallen jaren verspreid zijn biografie, met als uitgebreide inleiding zijn familiegeschiedenis van beide kanten. Koos’ autobiografische bespiegelingen zijn daarin een rijke, geestige en ontroerende bron van informatie. Het zal ongetwijfeld niet zijn bedoeling zijn geweest de biografie publiek te maken, het was voor hem denk ik meer een dierbare neerslag van een gekoesterd verleden. Er blijkt een sterk verlangen uit naar dat wat voorbij is of, wat er nooit was geweest. Romantisch verlangen, ook zo mooi gevangen in muziek van geliefde componisten en in gedichten van Achterberg. In mijn terugblik op Koos, zal ik zo nu en dan citeren uit de biografie, helaas zonder permissie.

        Koos wordt geboren in de Nieuwe Boteringestraat in Groningen. In zijn vroege jeugd verhuist het gezin meerdere keren. Vader Johannes Jacobus, beleeft met moeder Aaltje van der Beek zijn tweede huwelijk, nadat zijn eerste vrouw al na éen jaar na hun trouwen is overleden in het kraambed, samen met de ongeborene. Vader is flink wat ouder dan Aaltje, het huwelijk is liefdevol. Het grootste deel van zijn jeugd woont Koos aan het Lage der A, waar zijn vader een papierhandel heeft. Ze gaan naar de kerk, waar zijn vader orgel speelt tijdens de diensten. Koos’ grote liefde voor muziek ontstaat zittend naast zijn vader achter het orgel. Op jonge leeftijd, zo vanaf 9 jaar, leert hij orgel spelen. Vader dirigeert ook koren. In november 1928 wordt een tweede zoon, Mart Hendrik, geboren. Kortstondig woont het gezin in Utrecht, vanwege het werk van vader, om daarna terug te keren naar Groningen en de papierhandel. Daar wordt in 1933 zusje Anja geboren. Het gezin verhuist naar het Lage der A 10a. Koos blijkt talentvol en nieuwsgierig. Als hij een oude en afgedankte encyclopedie krijgt van de vader van een vriend, schrijft hij zijn naam erin: ‘prof. Dr drs ir Jac Joh van der Werphph’. Hij is dan rond de tien jaar oud. Leren en studeren is binnen de familie iets uitzonderlijks, de meeste familieleden behoren tot de werkende stand, hier en daar een onderwijzer uitgezonderd.

        Rond 1935 voltrekt zich een van twee dramatische gebeurtenissen in het leven van de familie. Er openbaren zich bij hun zeer geliefde vader Johannes zware hoofdpijnen en duizeligheid. Citaat Va: ‘Niemand scheen te kunnen zeggen wat er aan de hand was. Ook huisarts Mulder had er kennelijk geen kijk op en moet de ziekte ernstig onderschat hebben, want toen mijn vader eenmaal in het Rooms Katholieke Ziekenhuis was onderzocht, bleek er een zware tumor in de hersenen te zitten en volgde snel een operatie. Ook kwam een magnetiseur langs, meneer Elve. Hij kwam om de paar dagen, streek vader over het hoofd en langs zijn rug en schudde daarbij steeds zijn handen af: hij nam naar eigen overtuiging, althans naar eigen zeggen, hoofdpijn en duizelingen via zijn handen over, en wierp dan de kwaal krachtig van zich af. Het was vroeg in de zomer van 1937, ik zat in de zesde klas, zoals dat toen nog heette, en het leek mij vreselijk om geen vader meer te hebben, hoewel ik geen enkele concrete voorstelling had van zo'n situatie. Merkwaardig genoeg had ik er een soort 'schande'-gevoel over, iets waar je op aangekeken werd. Bij mij in de klas zat Adje Hilbers, wiens vader, bekend predikant van de christelijk gereformeerde kerk aan de W.A.Scholtenstraat, in het voorjaar overleden was. Ik zie Adje nog zitten, vrij vooraan, na een week afwezigheid. Bleek en stil in zijn truitje, en door ons met nieuwsgierigheid en meewarigheid bezien, althans dat verbeeldde ik mij. Met mijn vader ging het evenmin goed. Hij zag het onder ogen, schreef afscheidsbrieven aan zijn vrouw en aan elk van zijn drie kinderen.’
        Johannes overlijdt in 1937. Moeder Aaltje zichzelf bij elkaar, neemt de zaak over en runt deze met stevige hand. Wel is ze een vrouw met hevige angsten, voor verlies van dierbaren, voor ziekte en pijn. Het lukt haar niet om deze zichzelf te houden en brengt ze over op haar kinderen.
        Na zijn zeer succesvolle afronding van de mulo, in 1940, krijgt Koos het advies HBS te doen. Daar zakt zijn ijver danig in. Er volgt een periode waarin gevoel en verstand elkaar beconcurreren.

        Barbara -
        25 januari 2018

        Deel deze pagina:

      • Bladzijde 3 tekst Johanna van der Werff
        reactie 12   |   niet OK
        Gevoel laat zich daarbij vertegenwoordigen door muziek, het verstand door zijn hang naar de wetenschap. Daartussen wringt en wreekt zich nog de religie; het gereformeerde geloof waarin Koos zijn roots heeft, verdraagt wetenschap eigenlijk niet.
        Koos is dol op zijn broer. Samen doen ze cabaretvoorstellingen met de cabaretgroep ‘de Camera’. Voor kleine en grote gezelschappen worden ze gevraagd om op te treden. Het is een dierbare tijd voor hem.

        In 1943, Koos is 18, dreigt voor hem uitzending naar Duitsland, waar hij loopgraven zal moeten graven. Het lukt om ‘om gezondheidsredenen’ ontheffing te krijgen. Als alternatief gaat Koos werken ‘op kantoor’ bij het ziektefonds, vanwege de ‘kriegswichtigkeit’ van deze instelling. De kantoorpraktijk is voor Koos een bizarre ervaring en iets wat hij in zijn biografie met veel smaak en detail beschrijft. Enig verzetswerk doet Koos ook. Zo helpt hij verzetsman Jaap van der Molen met het rondbrengen van illegale krantjes. Mij vertelt hij dat het niets voorstelde. Wel wordt hij gepakt en naar het beruchte Scholtenshuis gebracht. Daar wordt hij danig in elkaar geknuppeld en naar de beruchte zolder gebracht, waar talloze anderen liggen. Het is daar waar hij verzetsman Naber – waar de Naberpassage naar genoemd is – uit het raam ziet springen als die een onbewaakt moment heeft gevonden. Naber weet te veel en kiest voor de dood, in de vrees door te zullen slaan.

        Na afloop van de oorlog is Koos negentien. Hij wil het huis uit, weg van zijn moeder die hij als veel te bezorgd en bemoeierig ervaart. In deze wens tot afstand van moeder kiest hij voor de zwaarste functie binnen de luchtmacht: piloot. Hij wordt zeer tegen eigen verwachting in goedgekeurd en tekent voor een opleiding in Australië. Op de basis, in Delft, slaat al binnen een paar dagen de twijfel toe. De trainingen en het vliegen spreken hem aan, maar in de platte sfeer en cultuur op de basis herkent hij niets. Koos: ‘Al na een paar dagen zag ik mijn hele onderneming als éen grote vergissing en begreep ik absoluut niet meer hoe ik ertoe gekomen was en, nota bene, een contract voor vijf jaar had getekend, inclusief een opleiding in Australië.’. Als er vanaf een vrachtwagen een vat op zijn been valt, bedenkt Koos zich geen moment en laat zich afkeuren. Hij heeft het geluk dat de arts die hem keurt, meewerkt. Kreupelend verlaat hij het terrein, maar gaat niet naar huis. De eerste nacht slaapt hij buiten, op de stoelen van een restaurant. De volgende dag lift hij naar Utrecht, naar een oom. Bij hem, beheerder van het restaurant van de oude NS, mag hij komen werken. Koos ziet een toekomst in het restaurantwezen voor zich, want het verdient goed. Maandenlang weet niemand aan het thuisfront waar hij zich bevindt, moeder Alie heeft grote onrust. Oom zoekt uiteindelijk contact met haar en vertelt haar alles. Na een half jaar werken gaat Koos uit mededogen voor moeder terug naar huis.

        Het zwerven en dwalen is nog niet voorbij. Dan daalt het tweede onheil neer op het gezin.
        Koos: ‘De grootste gebeurtenis in mijn leven is het overlijden van mijn jongere en zeer dierbare broer Mart, als jonge luitenant in toenmalig Nederlands- Indië, maart 1950. Ik zie nog de kale dominee Groen, die blijkbaar door de autoriteiten als boodschapper was aangewezen, bij ons binnenkomen, na dagen van onzekerheid wegens 'vermissing'. Mart, geliefd, gelovig en in zijn jonge jaren al een mens met een groot verantwoordelijkheidsgevoel, wil graag theologie studeren, maar moet eerst zijn dienstplicht doen. Hij verzoekt om vervroegde intreding in het leger. Het wordt Nederlands-Indië. Veel jongens moeten, Mart gaat vrijwillig, om Nederlands-Indië te bevrijden en omdat hij solidair is met ‘zijn’ jongens.
        Het verlies van zijn ‘broeder’ heeft Koos’ omgang met ‘derden’ denk ik zeer bepaald. De slag is enorm, ook voor moeder Aaltje. Het lukt haar niet meer de draad van het leven weer op te pakken. Het tropenoverhemd van Mart heeft sinds diens overlijden tussen Koos’ eigen kleding gehangen.

        Barbara -
        25 januari 2018

        Deel deze pagina:

      • Bladzijde 4 tekst Johanna van der Werff
        reactie 11   |   niet OK
        Je zou zeggen dat Koos geknakt door de gebeurtenissen door het leven ging. Ik heb me er vaak over verbaasd dat dit absoluut niet het geval was. Zelden maakte je iemand mee met zo’n gezegende ‘stabiele’ stemming. Koos kon zeer genieten, van veel en kon prachtige verhalen vertellen over wat hij meemaakte, tijdens werk, ontmoetingen en triviale zaken als een bezoek aan de kapper. Zijn verhalen waren altijd vol humor en zelfspot, verhalen die getuigen van een grote opmerkingsgave en aandachtigheid. Het leven als éen groot onderzoeksterrein waarin hij zich verwonderd en geamuseerd bewoog. En bijna alles wat hem – en ons - overkwam, kwam anekdotisch terecht in zijn immens grote geheugen.
        De gevoelsstromen heimwee en melancholie zaten in diepere lagen verborgen, en kwamen alleen zo nu en dan boven drijven. Die momenten maakten bij grote indruk en zijn voor mij nu hele mooie herinneringen, al wist ik ze toen niet altijd te duiden. Dat was niet ‘de ware Va’ wat ik toen soms dacht en waar ik als kind veel mededogen mee had, maar ook een deel van Va, ik denk dat we het zo moeten zien.

        Ik pak de draad weer op en wil ingaan op de muziek, voor Koos van levensbelang.
        De liefde voor muziek en het muzikale talent, waarvan zich de eerste tekenen openbaarden naast vader Johannes aan het orgel, ontwikkelen zich verder en blijven innig met Koos verbonden. Zelf kiest hij voor de piano en neemt iedere gelegenheid tot spelen te baat. In zijn latere puberjaren ontwikkelt zich er nogal wat ijdelheid omheen. Dat wordt niet minder als zijn pianoleraar hem laat weten Koos ‘niks meer te kunnen leren’. In het vervolg zal hij op les bij mevrouw Steen. Uit ijdelheid laat de jonge Koos zijn nagels groeien, wat hem passend lijkt bij zijn status van zeer begaafd pianist. Citaat Koos: ’Ik ging dan ook niet zonder bravoure naar mijn eerste les. Directeur Clemens Schröner had daartoe mevrouw Catharina Steen uitgekozen, omdat die zowel piano- als theorieles gaf. 'Een werkelijk aardige jongedame', staat er in mijn nu en dan nogal pedante notities. Met een soort charmeursgevoel zette ik mij aan de piano en speelde een van de walsen van Chopin, die in As met de triolen. Ik geloof waarachtig dat ik de verwachting koesterde dat ook zij zou zeggen dat ze 'die jongen niets meer kon leren'. Maar dat viel tegen. Haar eerste, nuchtere commentaar was: 'zo, nu eerst de nagels er maar eens af!’. Het is een les die hij zijn leven lang meeneemt en een verhaal dat hij regelmatig vertelt, spotlustig als hij is over zichzelf. Hoe belangrijk muziek voor hem is, blijkt uit Koos’ dagboekje uit 1943, hij is dan achttien. Het beperkt zich nagenoeg geheel tot het beschrijven van concerten die hij bezoekt, componisten en uitvoerenden die hij ontdekt en, later, het hevige gemis van de radio, die van de bezetter ingeleverd moest worden. Het luisteren naar de klassieke zender vervalt daarmee; het zelf spelen op de piano compenseert dat nauwelijks, want Koos mist de harmonieën die alleen in orkesten en symfonieën te horen zijn. Na de oorlog kiest Koos daadwerkelijk voor een studie aan het conservatorium in Amsterdam, later ook Den Haag, waar hij bij een tante gaat wonen. Maar ook de psychologie trekt. Hij begint deze studie in Groningen. Fietsend pendelt hij van Den Haag naar Groningen en van Groningen naar Den Haag.






        In Groningen huurt hij een kamer bij de familie Lifschiz aan de Melkweg. Er woont een ‘meisje’ in het huis, boven hem, genaamd Geesje. Op een dag biedt zij Koos een kopje thee aan. Een tweede keer tikt ze met een stok tegen het plafond, ten teken dat de koffie klaar is. Het wordt een gebruik en van het een komt het ander. Koos zegt hierover: ‘Geesje had ik nodig om volwassen te worden. Het werd tijd dat ik een man werd, want ik was een flierefluiter.’. Met de keuze voor Geesje, kiest Koos voor Groningen en voor de psychologie.

        Barbara -
        25 januari 2018

        Deel deze pagina:

      • Bladzijde 5 tekst Johanna van der Werff
        reactie 10   |   niet OK
        Hij is zevenentwintig jaar oud. Ze hebben een lange verlovingstijd. Vier jaar later trouwen ze, twee keer zelfs. De ene dag in Groningen en de andere dag in Rotterdam.

        Koos en de psychologie.
        De studie psychologie gaat niet meteen zonder horten en stoten. Koos is berooid en kan het collegegeld niet betalen. Boeken heeft hij evenmin. Hij leent soms dictaten van medestudenten, in ruil voor sigaretten. Omdat hij de colleges mist, heeft hij hiaten in zijn kennis, wat hem tot trucs aanzet om zich daaroverheen te bluffen. Zijn beschrijving hoe hij zich hier steeds weer uit moet ‘redden’ zijn meesterlijk. In eerste instantie is het zijn wens om ‘helpend’ psycholoog te worden, later raakt hij daar van af. Leermeester Brugmans, op zijn beurt leerling van de grote Heymans, voorspelt dat er geen toekomst in de psychologie zit, alleen de allerbesten zullen er een boterham mee kunnen verdienen, een weinig opwekkende boodschap, en gelukkig onjuist, zo blijkt. Ondanks de moeizame start weet Koos zijn kandidaatsexamen te halen, bij Brugmans, Snijders en wiskundige Ridder. Later treedt een hoogleraar, afkomstig uit Utrecht, aan in Groningen. Het is Kouwer, gevreesd en bewonderd. Koos laat een stijgende lijn zien en krijgt de eer Kouwers veelbelovende assistent te worden, wat hem, zoals hij schrijft ‘gevoelens van zowel zelfbewustheid als insufficiënte geeft’. Immers, Kouwer staat op oneindige hoogte. Dat hij diens assistent mag zijn, is eervol, maar er zijn ook grote twijfels of hij dat wel waar kan maken. Tot opluchting van Koos bevestigt zijn scriptie bij Kouwer, publiekelijk zijn status van bovenmaatse student. In 58 volgen het doctoraal examen en het proefschrift ‘Zelfbeeld en Zelfideaal. Tegenstrijdigheden in de beoordelingen van de eigen persoon.’ . De stijgende lijn zet door. Promotie en lectorschap vanaf 1968 volgen. En van 1975 tot 1990 is Koos als hoogleraar aan de RUG verbonden. De collega’s van Koos zullen straks over een en ander nog verder uitweiden.

        Ons gezin. ‘Het instituut’ waar Koos werkte, was bij ons om de hoek. We hadden het grote geluk dat Koos vaak kwam lunchen. Iets heel bijzonders. Vaak nam hij dan collega’s mee. Dierbare herinneringen voor mij. Maar als ik Koos ergens dankbaar voor ben, dan is het voor de muziek die toch via hem het sterkst in ons gezinsleven kwam. Er klonk altijd muziek in huis, de radio stond op Hilversum 4 als ik ‘sochtends bij het opstaan beneden kwam. Koos en ik waren altijd vroeg wakker en hadden aanvankelijk een stilzwijgende competitie wie het eerst naar beneden was en zo de zender bepaalde. Was ik eerder dan werd het Hilversum 3, was hij de eerste, dan werd het 4. Dit duurde overigens tot mijn vijftiende, het jaar dat mijn smaak veranderde en ik ook zelf voor de klassieke zender ging kiezen. Ik denk dat Koos dit erg fijn vond. Op zijn beurt deed Koos zijn best om ‘onze’ muziek ook te waarderen, zo kon hij enige waardering opbrengen voor de Beatles, Status Quo en George mcCray’s ‘Rock your baby’. Koos’ betrokkenheid bij de Groningse Bachvereniging bracht met zich mee dat ik mee mocht naar repetities en uitvoeringen van de passies van onder meer Bach en Schutz in kerken in de omgeving. Het maakte grote indruk op me.
        Ik herinner me nog goed het einde van de draadomroep, dat was op 31 januari 1975, en het sentiment waarmee dat voor Koos gepaard ging. Iets heel belangrijks van vroeger, dat definitief zou verdwijnen.
        Ik rouwde met hem mee, al begreep ik de ernst niet helemaal. Hier toonde zich Koos’ sentimentele en melancholieke kant en enorme hang naar de dingen die voorbij gaan.
        Aanvankelijk was er van Koos uit sowieso een groot verzet tegen alles was nieuw was en een soort gereformeerde afschuw tegen alles wat onnodig, verspillend en daarmee ‘zondig’ was?
        Typerend voor Koos is het corresponderen op de achterkant van drukwerk, oud papier en oude enveloppen en zijn cadeaus van de sint verpakt in oude kranten, daardoor altijd herkenbaar.
        Dan de bewaarderigheid: de inventaris van geliefde tantes, de tas en het harmonium van vader Johannes, het bijbeltje en het overhemd van broer Mart en talloze andere zaken kregen een plek in ons grote huis. Koos dronk jarenlang koffie uit een dierbaar kopje zonder oor

        Barbara -
        25 januari 2018

        Deel deze pagina:

      • Laatste bladzijde (6) tekst Johanna van der Werff
        reactie 9   |   niet OK
        - onze moeder Geesje, als Rotterdamse bedeeld met een iets luchtiger gemoed, dreef er de spot mee en maakte er een geestig sinterklaasgedicht over.

        Toch wist de vooruitgang Koos uiteindelijk over de drempel te trekken. Het was opmerkelijk hoe Koos op hoge leeftijd de computer toeliet in zijn leven, evenals andere zaken die het moderne leven met zich meebrengt. We mogen daar ook heel blij mee zijn. Het heeft zijn wereld onverwacht zeer vergroot, met contacten ver over de landsgrenzen, soms nog rechtstreeks leidend naar broer Mart.
        Ja, tot op zeer hoge leeftijd stond Koos midden in de wereld, met veel interesses. In de kosmos, in nieuwe films en regisseurs, in nieuwe componisten. Hij verslond het nieuws, politieke debatten, en vroeg dan bij voorbeeld, als je op bezoek was, ‘wat vind jij eigenlijk van die Buma (duidend op Sybrand Haersma van Buma)?’. Daar trok hij dan een veelzeggend vies gezicht bij. Zulke dingen.
        Het leven had voor hem nog veel langer mogen duren, daar ben ik van overtuigd. Op zijn hoge leeftijd was hij er nog niet klaar mee. En, hoe behoudzuchtig hij het leven ook was begonnen, dit liet hij uiteindelijk steeds meer los. Uiteindelijk werd hij heer en meester over zijn computer, deed bestellingen via internet, deed al zijn administratie via digitale weg en ook smste hij nog tot een half jaar geleden. Tot hij dit plotseling te ingewikkeld vond worden en ruzie kreeg met allerlei apparaten in huis. Hierin kondigde zich, zo’n half jaar geleden, Koos’ einde langzaam aan. De dierbare, liefdevolle, aandachtige, onverwoestbare Koos bleek toch ook eindig. We gedenken hem met veel liefde, dankbaarheid en verdriet om het moeten missen.

        We koesteren zijn nagedachtenis en ik ben diep dankbaar voor de prachtige biografische bespiegelingen, die een gedetailleerde en ontroerende bron van informatie zijn, van een tijd, van een leven en van een dierbaar mens.



        Barbara -
        24 januari 2018

        Deel deze pagina:

      • De Nachtwacht
        reactie 3   |   niet OK

        In 1977 tekende ik voor een studentenbrochure van de vakgroep Ontwikkelingspsychologie, waarvan Koos van der Werff de voorzitter was, een tekening met alle medewerkers, inclusief Koos, die een bijdrage leverden aan het eerstejaars onderwijs... Het werd de Nachtwacht, een buitensporig grote tekening, met Koos als kapitein Frans Banninck Cocq... het heeft jarenlang in de hal van de OudeBoteringestraat 33 gehangen, tot het in 1989, bij de verhuizing naar de Grote Rozenstraat, werd opgerold... Koos vond het buitengewoon amusant dat hij op zo'n reusachtige tekening was afgebeeld als kapitein van een schutterscompagnie .....
        Paul van Geert


        Paul - Westervelde
        22 januari 2018

        Deel deze pagina:

      Laat nabestaanden weten dat u aan hen denkt

      Plaats een reactie

      Inspiratie nodig voor uw reactie?


      De mooiste herinneringen zijn vaak eenvoudige momenten waar je het eerst aan denkt. Condoleances zijn vaak de woorden die als eerste in je opkomen om verdriet te delen.


      Tips nodig voor het schrijven van condoleances of herinneringen?


      Niet iedereen die reageert kent zowel de nabestaanden als de persoon die overleden is.
      Het gaat om uw betrokkenheid, een reactie plaatsen is dan altijd gepast.