Dat is dus Fries, geen Engels. Jij noemde mij Fem, Famke, of kleine Fem. Pas drie jaar geleden hoorde ik waarom. Het zou me niets verbazen als jij die bijnaam had verzonnen. Ik hoor je stem nog - die allesdoordringende stem. Je zit in mijn hoofd. In mijn hart. Je bent hier bij me. Zit hier naast me. De Jens die ik ken van zoveel jaren geleden, met wie ik tijdens die vormende studententijd vier, misschien vijf jaar onder één dak heb gewoond en vooral lief, en nauwelijks leed, heb gedeeld.
We halen herinneringen op. We bewonderen elkaars rimpels, je nog wat verder uitgedunde haar en terugtrekkende haargrens. We geven elkaar een dikke knuffel en lachen. We zijn het nog steeds, allebei. We herkennen elkaar. Ouder geworden, en ook allebei ouders. We praten elkaar bij, en in no-time voelt het alsof er geen tijd verstreken is.
Dat zou zo mooi geweest zijn, maar dat gaat nu niet meer gebeuren. Dat gesprek is nu eenzijdig. Ik hoor niet van jou wat er in je om is gegaan. Hoe je hier gekomen bent. Tot dit besluit. Tot deze daad.
Het is midden in de nacht, nog maar een paar uur voor je begrafenis, en ik zit hier met tranen in m'n ogen. Ik rouw al dagen. Om alles wat ik niet voor je heb gedaan, of niet heb kunnen doen. Om het gat dat ik heb laten vallen, en dat nu zeker niet meer te overbruggen is. Om jouw drie meiden.
Ik rouw omdat ik je nooit meer zal zien. Omdat je al weg was en ik geen afscheid van je heb genomen. Je niet heb verteld hoeveel ik om je geef.
Als ik probeer uit te leggen aan mensen om me heen waarom ik zo verdrietig ben, zeg ik dat het voelt alsof ik een grote broer ben verloren. En dan probeer ik te vertellen wie jij was. Hoe ik me je herinner.
Je was er altijd. Je kende geen fomo, omdat jij óf het feestje organiseerde, óf tot het eind bleef. Eigenwijs, vol liefde, vol energie, vol lust. Je verbond mensen. Je was ondernemend. Je had een volledig unieke organisatie - of liever: chaos - vol passie en licht ontvlambaar. Had ik al gezegd dat je eigenwijs was? En trots. Onuitputbaar. Onuitputtelijk. Intens. Jens.
Herinneringen komen in flarden: Jij op de bank, in je boxershort en t-shirt, met een fles cola, een pakje peuken, een volle asbak en de krant. In je eeuwige witte zeiljas, waarmee je naar Engeland was gevaren. In je soccie-pak. Jij, half grappend, dat ik niet voor de SCC mocht rijden. De meest schunnige sinterklaasgedichten door jou bedacht. Het herkenbare lawaai van jouw schoenen op de brandtrap. Wij op zondag Friends kijkend, na een bezoek aan de Mac.Jouw ovenschotel met spruiten, appelmoes en puree en met gehaktballen, gemaakt van het vlees van een koe waar heit en mem een lade in de vriezer mee hadden gevuld. Jij met je webwinkel vol obscure producten. Bij de hockeyclub, in de kroeg, in ’t Gat — vaak achter de bar. Altijd het hoogste woord. En het kleinste hartje.
Je hield de mooiste afscheidsspeeches voor elke huisgenoot die het nest verliet. Je was de schakel tussen de verschillende generaties op Probitas ,en hield de band in stand als een soort Godfather. En je kwam naar de uitvaart van mijn vader, tien jaar nadat ik was afgestudeerd. Toen ik m'n moeder vertelde wat er gebeurd was, werd ook zij emotioneel. Je krijgt de hartelijke groeten van haar.
En zo dadelijk komt iedereen weer bij elkaar. Ik hoop zo dat je afscheid recht doet aan wie je was. Dat jouw Famkes zien hoe je geliefd je was en hoeveel mensen je hebt geraakt. Jij hebt nu, ongewild, de meest waardeloze én mooiste reünie georganiseerd. En nu ben jij het, van wie wij afscheid moeten nemen.
Ik miste je al toen ik nog wist dat ik je altijd kon opzoeken als ik in de buurt was.
En nu mis ik je voor altijd.
Rust zacht, lieve Jens.