Hi Afira,
Je zit in m'n gedachten :) Zeker op een dag als vandaag. Hoe bizar dat je in mijn beleving altijd 17 zal zijn. Je ziet er altijd hetzelfde uit, maakt niet uit hoe vaak ik m'n ogen dicht doe en me je inbeeld. Jij blijft 17. Ik wou dat het anders was, dat je nu 32 was, en je je leven nog had. Was je nu dan manager van een hotel, misschien? Of had je een paar kids, net als je zus? Hoe raar dat je nog zo vaak in m'n gedachten zit. Ik zag je ouders laatst nog, paar maandjes terug. Al jaren niet gezien en opeens waren ze daar. Ze waren lief, spraken me aan, vertelde over hun leven nu, en waar ze wonen. Ik had die openheid niet van ze verwacht, en dacht niet dat ik dat verdienden. We waren immers niet eens echt vriendinnen meer toen je overleed, en dat was mijn schuld. Mijn dwarsheid en schaamte. Ik had het toen verkeerd ingeschat. Domme puber die ik was. Maar je hebt het toen nog wel geprobeerd. Ik zie je nog zo koppig naast me zitten in de bus. Je was die stilte zat. Je wou weten waarom het zo was gelopen, je wou dat het goed kwam, en ik heb je toen de hele weg genegeerd. Ik sloeg de deur voorgoed dicht :'(. Sorry. Het spijt me. Misschien dat je me daarom zo bij blijft. Al 15 fucking jaar, waar is de tijd gebleven?
Ik weet nog waar ik was toen je overleed. In de auto, op de A7, op de terugweg van het vliegveld.
Ik weet nog waar ik was toen ik het hoorde. Op m'n kamer voor de computer. Op MSN zag ik een status in een naam staan. RIP Afira, met zo'n verwelkt roosje. Een oud klasgenootje van ons. Ik sprak d'r aan, en zij bevestigde het.
Ik weet nog dat ik naar m'n moeder rende, in shock vertelde dat jij er niet meer was. Het was zo onwerkelijk. Een droom. Bizar. Dat kon toch niet? We waren jong en onsterfelijk, en opeens was je weg.
Ik weet nog wanneer ik je voor het laatst zag. Net voorbij de hekken van het Werenfridus. Je stond met een docent te praten, samen met een vriendin, het was vlak voor de zomervakantie, je leek blij en enthusiast. Jouw vakantie was allang begonnen want je was klaar, had je diploma gehaald. Ik moest nog een jaar. Ik liep snel door, was bijna opgelucht dat ik je nooit meer zou zien, want het was awkward om jou tegen te komen. Zo awkward.
Ik weet nog dat we in de maanden daarvoor elkaar nooit groeten in de gangen wanneer we elkaar zagen. Niemand wist dat we elkaar überhaupt kende. Al heel lang. Al vanaf de Don Bosco. Nu waren we vreemde. We negeerde elkaar, en dat kwam door mij.
Ik weet nog dat je naam verscheen op de gedenkplaat op school. Er stonden zoveel namen op. Teveel. Jouw naam onder die van een oud-klasgenoot van jezelf, die nog geen jaar daarvoor zelf was overleden, ook aangereden. Waar je nog over had geschreven op Hyves. Ik weet nog hoe mij dat beangstigde. Hoe jouw woorden van toen nu opeens van toepassing waren op jouwzelf. Te bizar.
Ik weet nog dat ik naar je begrafenis ging, hoe schijnheilig ik me voelde dat ik ging. We waren immers geen vriendinnen meer. Al heel lang niet meer. Had ik nog wel recht om hier te zijn? Bij de afsluiting van je leven? Toch ging ik. Want je was ooit wel een vriendin, iemand waar ik ooit om had gegeven, en daarom wou ik heen. Met die gedachten gooide ik de roos op je kist.
Ik ben daarna nog een keer bij je graf geweest. Samen met C. Alweer jaren geleden. Zo mooi als het eruitzag, nog nooit heb ik zo'n mooi graf gezien. We hebben toen een roos voor je achtergelaten, met een kaartje en een groet.
Op Texel kwam ik je gezicht opnieuw tegen, op de Krimweg in 2019. Je foto was vervaagd. Bij de shop op het strand heb ik toen een dolfijntje voor je gekocht, en bij het paaltje neergezet. Ik herinnerde me dat je ze ooit spaarde. Ik stond daar toen een tijdje, samen met m'n vriend. Hij weet nu ook wie jij was, en van m'n spijt en verdriet.
Dat wou ik even kwijt, al deze geheime gedachtes en herinneringen aan jou. Al 15 jaar zitten ze in m'n hoofd, maar nu zijn ze ook van jouw.
Rust zacht lieve A4A