Sinds ruim elf jaar waren de woensdagmiddagen voor Wieger Smits, voor mij altijd dhr. Smits gebleven. We gingen dan samen wandelen en hebben heel wat avonturen beleefd. Aan mijn arm, of met de hand op mijn rug struinden we over gebaande, maar ook over ongebaande paden. Soms raakte ik min of meer verdwaald en werd de wandeling een stuk langer dan de bedoeling. Jij wist me dan meestal weer op het rechte pad te brengen en schrok ik weer eens van een loslopende hond, dan stak je je stok dreigend in de lucht. Je vertelde over de omgeving waarin we ons bevonden, want daar wist je veel van. We luisterden naar de vogels, als je iets rook keek ik of ik de bij die geur behorende plant kon vinden en ik moest op zoek naar eitjes van het oranjetipje als ik die gespot had. Zo leerde ik van alles bij over de natuur. Meestal dronken we onderweg ergens koffie. In het Bosrestaurant en bij Jansen en Jansen kenden ze ons en ook bij de Brink was je een graag geziene gast.
Langzamerhand werden de wandelingen korter. We gingen met de auto ergens naar toe en maakten een wandeling in die buurt, waarna de markt in Gorssel werd bezocht voor groente, fruit en vaak ook een gebakken visje. We kwamen altijd wel iemand tegen die een praatje met je wilde maken, want je was een graag geziene man.
Ondertussen hebben we heel wat afgepraat. Over het verleden in Amsterdam, waar mijn moeder ook vandaan kwam en over je geliefde Frankrijk. Je vertelde over geschiedenis, de kosmos, reisverhalen en wat al niet, als je weer een gesproken boek luisterde. Wat een enorme kennis had je en wat kon je er mooi over vertellen. Wat zal ik je wijsheid missen.
Over het script van de film hebben we ook heel wat gepraat. Het was een mooi project, waar je helemaal in opging. Samen gingen we naar de kringloop waar we zowaar een passend gilletje vonden, want dat wilde je beslist hebben. Wat een succes was de première en ook het vervolg. Af en toe reed ik je naar een bijeenkomst elders, als de film daar vertoond werd. Je hebt enorm fijne vrienden aan dit project overgehouden en jullie gingen door!
Helaas werd het zicht wat er nog was steeds minder en ook het lopen werd moeilijker. Door Corona kon ik niet meer met je aan de arm wandelen. We bleven bij je thuis, zaten vaak in je mooie tuin, praatten en dronken wat. Toen het weer minder werd en je binnen moest blijven ging je fysiek steeds verder achteruit. De benen wilden je niet meer dragen helaas. De laatste woensdag dat ik bij je was had je de beslissing genomen dat je toch opgenomen wilde worden. Je belde me nog na de opname om door te geven op welke afdeling je beland was. We hoopten beiden dat je daar zou aansterken en de benen er weer onder zou kunnen krijgen. Ik heb je een aantal malen proberen te bellen daarna en een boodschap ingesproken, maar tevergeefs.
Geen woensdagmiddagen meer wandelen, over en weer plagen en genieten van je enthousiasme, optimisme, mensenkennis en wijsheid. Bedankt Wieger, ik mis je nu al.