Waar het knopje om je aan te zetten zat, geen idee. Maar soms zong je uit volle borst zomaar ineens de eerste strofen van een meestal al lang bestaand lied. Een enkele keer ook wel eens een met ondeugende tekst, waar ik dan hartelijk om moest lachen. Al konden die teksten ook zonder gezang. Mijn moeder werd er dan wat ongemakkelijk van, maar ach, dat verhoogde de feestvreugde alleen maar. Ergens ben je altijd een Soesterkwartierder gebleven, en dat is een groot compliment.
Met je broer samen schijn je regelmatig te hebben opgetreden. Het fijne weet ik er niet van, want dat is alweer van wat langer geleden, maar onderhoudend zal het zeker geweest zijn. Ontroerend vast ook. Ik weet hoe prachtig het klonk als je vanuit je tenen meezong met een mannenkoor.
Als ik aan je denk zie ik altijd weer die Mozambiquesijs. Ik denk niet dat het getuigt van liefde om een vogeltje zo lang alleen in een kleine kooi te stoppen, maar ach, dat is vast voortschrijdend inzicht. Je stroomde wel over van een enorme liefde voor dat ene wezentje, dat naarmate ik je kende steeds ouder werd, sneller zelfs dan jijzelf ;-). En niet alleen voor dat ene ranke, sierlijke vogeltje, maar eigenlijk wel voor alle natuur, dat maakte grote zachtaardigheid in je los. Dat vogeltje had trouwens wel iets weg van jou. Ook altijd opgewekt, zeker als er iemand aandacht voor hem had. Dan begon ie spontaan terug te fluiten. Blij om tegen iemand te praten.
Wat dat betreft was het fijn dat je jaren na het overlijden van je vrouw contact kreeg met mijn moeder. Je liep wel eens bij haar in de buurt van het koor naar huis, zo begon het geloof ik. Je was erg blij met haar, alleen is ook maar alleen, zei je dan. En zo was jij daar ineens met je petje en je zangstem regelmatig bij ons, ook met Pasen of Kerst. Je was meer van aardappels, groente en vlees, maar geen onvertogen woord over onze wat andere menu's met bijvoorbeeld aardpeersoep. Doe maar wat zij neemt, kon je zeggen, wanneer we vroegen wat je wilde eten of drinken. Was je van alle gedoe af.
Je verhalen over wie je wel niet kende in het Soesterkwartier, over de oorlog met het onbeschrijflijke leed dat ook jou niet onberoerd liet, je Indische talenknobbel, je zangkunsten, je sijsje, we gaan ze missen. Dat geldt niet voor die snoepjes in die rode glinsterende papiertjes, die je altijd bij je leek te hebben. Samen met je rode neus, die je soms ineens kon opzetten.
Petrus had je een speciale band mee. Die begrijpt alles en heeft de deur vast wagenwijd voor je opengezet. Het ga je goed Ton.
Demian, Tobias, Reina en Hans