Ter aanvulling wil ik als nichtje van Maarten nog iets zeggen.
Lieve Maarten,
Ik herinner je vooral als mijn knappe en gedistingeerde oom met je nette blouse en ribfluwelen broek, een man van stand, een bohemien. Met die twinkeling in je donkere ogen kon je me als jong meisje verlegen maken, zeker als je een grapje maakte met me zonder daarbij te lachen. Als ik nu zo door je brieven en fotoboeken blader zie ik de charme van Sean Connery, het mysterie van James Dean en de ondeugd van Marlon Brando.
We zagen het aankomen en toch zijn we geschrokken toen opeens de politie aan de deur stond bij Tjieke om te vertellen dat je overleden was. Zij had je in de afgelopen jaren vaker gevraagd om iets te regelen voor je nalatenschap, maar dat wimpelde je af. In een zoektocht vorige week naar belangrijke documenten vonden we veel persoonlijke stukken. Je schreef alles op.
Zo vonden we boeken waarin je je dromen typte in de jaren zestig. Prachtige gedichten die je zelfs een keer hebt ingestuurd ter publicatie. Liefdesbrieven aan vrouwen wiens portretten we terug vonden in de fotoboeken, soms zelfs met een foto van het huis, jaren later, waar zij hadden gewoond. We vonden vele agenda’s, die je gebruikte als dagboek. Dagelijks schreef je waar je koffie of wijn had gedronken, wie je aldaar of onderweg had ontmoet en wat jullie besproken hadden. Steevast noteerde je je ontmoetingen met vrouwen en of je verblijd was met een hand op je schouder of misschien zelfs een wang mocht kussen. Zo schrijf je over buurvrouw Dieuwerke die je je engelbewaarder blijft noemen, omdat ze zich zorgen maakt over je vermeende hulpeloosheid, die je wegwuift, maar dan wel het briefje bewaart waarop zij je aanbiedt boodschappen te halen op 14 december vijf jaar geleden, omdat het had gesneeuwd.
Twee vrouwen wil ik hier toch even noemen. Antoinette van den Brink, omroepster bij de KRO, met wie je vijf jaar, van 1968 tot 1973, getrouwd bent geweest en op de Mauritslaan in Hilversum ging wonen. En Mies Vos, je verloofde, van wie je ook veel gehouden hebt, schrijf je.
Ook je tochtjes naar Nijmegen, de Ooijpolder, Kleef en Emmerich werden gedocumenteerd en zagen we terug in de vele foto’s die je nam. Je telefoongesprekken met je zus stonden er altijd met een uitroepteken in. Ook hoe dierbaar die voor jou waren. Je zoektocht naar warmte en geborgenheid, misschien wel een leven lang, hield je staande, zo lijkt het. Daarnaast zagen we hoe groot je interesse was in de wereld, zowel de natuur, de geschiedenis als de politiek. Je las graag. En je had een brede muzieksmaak, hoofdzakelijk klassiek. Je snuffelde graag tussen de cd’s en liet je adviseren om nieuwe muziekstijlen te ontdekken.
Uit de verhalen van je buren en de mensen uit de stad horen we hoe geliefd je was. Je had een speciale plek, een icoon van de stad werd je zelfs genoemd. Je maakte dagelijks een vast rondje, ook toen je door je evenwichtsstoornis wankel liep. Beginnend met capuccino, daarna een wijntje en tot slot een glaasje port. De Jonge Haan, Doppio, De Voorhoeve en De Koffiebranderij waren als een tweede thuis. In Nijmegen ging je naar In de Blaauwe Hand en De Blonde Pater. Je maakte altijd een praatje, onthield alles en was attent. Voor jezelf wilde je niks hebben, mogelijk om te voorkomen niet bij anderen in het krijt te staan. Je liet mensen niet je huis binnen gaan, nam de telefoon niet op. Toch was je niet eenzaam. Je was heer in je kasteel, gastheer in je leven buitenshuis.
Toen dit rondje onderbroken werd, is er aan de bel getrokken en buren hebben de politie gebeld. In de telefoon die we uiteindelijk toch gevonden hebben staat één enkel berichtje van buurman Marcel, een dag voordat de politie bij jou is binnengegaan: Maarten, alles goed? Groet, Marcel. Maarten, je bent in het harnas gestorven. We zullen in jouw stijl afscheid nemen.