MAARTEN WICHERS (1932-2022)
Maarten is voor velen een puzzel gebleken. Uit wel duizend stukjes opgebouwd en van de hoogste moeilijkheidsgraad. Niet zozeer qua karakter, integendeel zou ik bijna zeggen. Altijd in voor een praatje of dolletje. Mijn eerste kennismaking begin jaren negentig toen Maarten al naar zijn prepensioen uitkeek -want dat deed hij- draaide hij eindredactiedienst en sprak de gedenkwaardige woorden: ‘Let maar niet op Di-En-Die, die is veel te streng. Ik vind het al gauw goed hoor, maak maar gewoon je bericht dan kijk ik wel even.’ Typisch Maarten. Deze mededeling, ondersteund met dat licht-zangerige mooie timbre van hem deed vele aspirant collega’s goed, zo weet ik. In die dagen kende de redactie nogal een hiërarchische opbouw en zat de ‘eind-van-dienst’ nog fier op de bok en kon een nieuwsbericht hardvochtig in stukjes hakken of helemaal afkraken. Hup in de prullenbak.
Maarten draaide overigens helemaal niet graag de eindredactiedienst. Zó had hij het ‘t liefst: na binnenkomst eerst een dolletje met de redactie: ‘Ha ouwe radencommunist’ of ‘Gaat het wel goed met je je ziet zo bleekjes’ om vervolgens zijn balpen en potlood en de brillenkoker keurig naast elkaar op zijn werkplek te leggen. Manchetten hip één slag opgeslagen en de Schillerkragen open. Het ritueel herhaalde zich bij het sluiten van de markt en dan in omgekeerde volgorde.
Maarten deed liever geen eindredactie. ‘Laat mij maar tikken; doe jij het maar.’ Toen hij na een korte carrière bij de Gelderlander in de roerige jaren zestig zoals zoveel collega’s vanuit de schrijvende journalistiek naar de Wereldomroep kwam, werd daar nog met de typemachine en correctielint gewerkt. De telexen ratelden er op los en braakten het nieuws uit in vijf talen. Met zijn gymnasiale achtergrond hadden daar nog zomaar zeker twee talen aan kunnen worden toegevoegd. Telexstapels aan het bureau gebracht door de telexist, steevast met een scheepsachtergrond. Zoals Jan Pasterkamp uit Urk, met op woensdag een visje uit eigen keuken. In Maartens’ beginjaren werd nog gesproken van ‘Rood-China’ en was de KLM steevast ‘onze nationale trots’. Maarten bleef Maarten. Ook later onder al dat geweld, rampen of andere majeur nieuws. Bescheiden, relativerend, afwachtend en bedachtzaam met zijn vorsende blik, een vage glimlach soms. Hij had het natuurlijk ook allemaal al eens meegemaakt in die lange, lange nieuwscarrière.
Maartens puzzelstukje inzake Indië was diepgaander van aard. Zo diep als het Telaga Hideung, het inktzwarte diepe kratermeer uit Hella Haasse’s Oeroeg. In werkelijkheid het Telaga Warna bij Bandung, West-Java. Vlak bij zijn oude huis. Vandaar misschien de klik die dit verhaal maakte bij Maarten. Hij sprak vol ontzag over de peilloze diepte van het donkere meer met op de bodem woekerende waterplanten waarin je zomaar verstrikt kon raken; bruis aan de slapen met geen boven en onder, geen links of geen rechts. Happen naar adem, de dreigende dood. De vergelijking met het blijven hangen in verdriet of zorgen was overduidelijk. ‘Zo hoor je niet te verdrinken’ zei hij. Naar nu misschien wel blijkt in een zeldzaam open bui. Een luikje naar zijn vroege jeugd.
Zie volgend bericht voor vervolg.