Beste Rob,
Je overlijden is bij mij ingeslagen als een bom. Natuurlijk wisten we dat het onvermijdelijk was, en toch… het voelt even onwerkelijk als afschuwelijk. Ik schrijf dit dan ook bewust in de jij-vorm, alsof ik toch nog wat tegen je kan zeggen. En hoewel dit schrijven me zwaar valt, wil ik graag delen wat een leuke herinneringen ik aan je heb.
In mijn eerste herinneringen ben jij mijn veel(!) oudere, stoere neef. Ik ben een jaar of 6 tot 9 en jij al een tiener; een volwassenen in mijn belevingswereld. Je speelt harp (waarvan ik pas veel later begreep hoe weinig mensen dat spelen!). Je laat me je collectie Donald Ducks en opgezette vlinders zien. En je bent af en toe mijn oppas. In mijn ouderlijk huis aan de Brink spelen we dan een spelletje of kijken we tv. Buiten is het al donker, de gordijnen zijn dicht en de lichten aan. Ik zal wel laat hebben mogen opblijven. Terwijl ik dit schrijf, ben ik weer even dat kleine jongetje met zijn grote neef. Het geeft me een warm gevoel.
In mijn vroege tienerjaren ben jij al student. Je zit veel in België, maar ik zie je zo af en toe bij oma en Greet. Ik wil dan altijd met je voetballen: “wie-scoort-is-keep” met de carport als doel. Ik herinner me de trots die ik voelde toen ik je eens met een onverwacht kopballetje passeerde en scoorde. Zeker toen je me daarvoor uitgebreid de credits gaf. Ik keek tegen je op.
Volgens mij heb je zelf niet, of in ieder geval niet zo lang op voetbal gezeten. Toch was je een prima speler. Je had ook een eigen karakteristieke ‘verdedigings-move’. Tja, hoe leg ik dat nu uit hier… Een poging: als een aanvaller op je afkwam, stapte je vaak wat schuin in. Hierdoor werd de aanvaller verleid om je te passeren langs de zijde van het ingestapte been. Maar dan kwam het: je zwiepte met je andere been onverwachts achterwaarts over de grond in die richting van de bal: als een soort passer op een stuk papier. Hiermee blokkeerde je dan de bal (en de tegenstander). Een vernuftige onderschepping waar ik (veel te) vaak ingetrapt ben. In mijn gedachten haal ik het weer zo voor me. Ik denk er aan terug met een glimlach.
Begin jaren ’00 nodig ik je altijd uit om het jaarlijkse Yum-Yum toernooi te spelen. Dit was een ludiek voetbaltoernooi op S.C. Muiderberg. Clubleden vormden met mede- en niet-leden een fantasieteam, niet zelden voorzien van bizarre teamnamen en bonte uitdossingen. Jong/oud/mannen/vrouwen/ prutsers/vedettes, het speelt allemaal door elkaar. Je deed altijd mee, wat ik heel leuk vond. Achteraf besef ik me pas hoe bijzonder dat is: jij zal toen als mid-twintiger ook wel andere dingen hebben kunnen doen, dan wat voetballen met een stel pubertjes. Toch was je er altijd. Die toernooien beschouw ik als een van de hoogtepunten uit mijn jeugd. Ik heb je denk ik nooit kunnen zeggen hoe dankbaar ik ben voor je aanwezigheid daarbij.
In de jaren daarna zijn onze ontmoetingen altijd gezellig en vrolijk, hoewel vaak kort en niet zo frequent. Als jij en Ginny een paar jaar in Muiderberg wonen, spreek ik je weer wat vaker. Eén gesprek aan de voordeur van mijn ouderlijk huis is me altijd bijgebleven. Terwijl we het hadden over mijn onorthodoxe haardracht van die tijd (hoog geblondeerd, in een kuif naar voren gekamd) grapte jij dat je ook wel eens had gedacht aan een bizar kapsel: “stel, ik verf het helemaal grijs, en scheer dan hier op mijn achterhoofd zo’n kaal rondje. Dan kan ik mooi zien hoe dat staat voor later.” Ik moest er toen erg om lachen en heb het daarom (denk ik?) altijd onthouden. Nu heeft die anekdote natuurlijk een hele zwarte nasmaak. Want oud, grijs of kaal worden is juist wat jou niet gegeven werd. Het blijft onverteerbaar en voelt zó gruwelijk oneerlijk...
We hebben tijdens je ziekte vooral appcontact gehad. Daarbij heb je me ook wel eens voor medisch advies gevraagd. Ik kon je daarin helaas maar weinig helpen. Dat voelt nog steeds als een tekortkoming van mijzelf, hoewel dat misschien niet rationeel is. Op facebook heb ik met evenveel verdriet als bewondering je updates gelezen. Onomwonden vertelde je uitgebreid over je situatie. Heel volledig, en toch geen woord te veel; elk woord raak. Je ging het onheil met open vizier tegemoet, en je hebt er werkelijk ALLES aan gedaan om je noodlot zo lang mogelijk af te wenden. Dat getuigt van grote liefde en trouw voor je dierbaren.
Rob, wat een topper was jij! Ik ben heel blij dat ik je een paar maanden geleden toch nog wat uitgebreider face-to-face heb gezien en gesproken. Wat zijn je prachtige kinderen groot geworden! Ik wens hen en Ginny alle denkbare kracht. Mijn gedachten gaan daarnaast uiteraard ook meteen uit naar Renée en Tim. Heel veel sterkte! Ik hoop dat alle hier gedeelde herinneringen jullie tot steun zullen zijn.
Vaarwel grote stoere neef,
Floris