Er waren tijden in mijn leven dat mijn leven en alles er om heen zinloos leek. Soms was het één zwart gat, waarin ik geen uitweg zag. Maar elke keer heb ik mogen ervaren dat wanneer de nood groot is er altijd weer een oplossing of uitweg ontstaat. Wanneer en zolang je in die nood zit, zie je die handreiking of oplossing niet altijd direct, omdat je blik vaak vertroebeld is. Maar achteraf kun je het meestal haarscherp zien. Dit was nodig om… Of: Dit heeft het me ook weer geleerd of gebracht. Net als in het verhaal van de zonnebloem en de merel.
De merel en de zonnebloem
Op een vuilnisbelt tussen een oude stoel en een roestig opbergblik stond een kleine zonnebloem. Die zonneblome stond midden tussen allerlei oude rotzooi en troep. En waar je ook keek er was geen enkele andere bloem in de wijde omgeving te bekennen. Het was dan ook een raadsel waarom die zonnebloem uitgerekend daar haar plek had gevonden.
De zonnebloem voelde zich heel vaak eenzaam en verdrietig. Ze droomde van een leven tussen de andere bloemen op het veld. Met vlinders om haar heen om haar op te vrolijken. Op zekere dag kwam er een kleine merel voorbij, die haar met open bek aan staarde.
Oh, wat ben jij mooi, tsjilpte de merel. Waarlijk schitterend.
Nee, dat is niet waar, zei de zonnebloem verdrietig tegen de merel. Ik ben klein, lelijk en verfomfaaid. Kijk maar eens naar mijn soortgenoten. Die zijn echt veel groter en mooier dan ik.
Maar voor mij ben jij de mooiste, zei de merel, waarna hij weer wegvloog.
Vanaf die dag kwam de merel iedere dag bij de zonnebloem op bezoek. En bij elk bezoek groeide de zonnebloem een beetje groter en een beetje fleuriger. De zonnebloem en de merel raakten bevriend met elkaar.
En toen… Op zekere dag kwam de merel niet. En ook de volgende dagen niet. De zonnebloem was helemaal van streek en maakte zich bezorgd over de merel. En op een morgen na een hele poos ontdekte ze toen ze ’s morgens wakker werd de merel met gespreide vleugels vlak voor haar. Ze schrok zich echt kapot. Ben je dood, lieve merel? Wat is er met je aan de hand?
Heel langzaam en voorzichtig opende de merel zijn ogen. Ik heb de afgelopen tijd helemaal geen eten meer kunnen vinden op de vuilnisbelt, zei hij. Ik ben helemaal op en sterf van de honger. En ik ben naar jou toegekomen mijn lieve vriendin om dicht bij jou te kunnen sterven.
Ah nee he… zei de zonnebloem. Maar toen bedacht ze zich. De zonnebloem boog haar hoofd diep voor de merel. Er vielen een aantal zonnepitten op de grond. Pak ze, lieve merel. Ze zullen je voeden en versterken. Met zijn allerlaatste restje energie beet de merel een paar pitten kapot, waarna hij bewegingloos en volkomen uitgeput op de grond bleef liggen.
Maar al na een dag voelde de merel zich weer opknappen. Hij was zo blij met wat de zonnebloem voor hem had gedaan dat hij graag naar haar toe wilde om haar te bedanken. Maar oh, wat schrok hij toen hij de zonnebloem zag. Haar gele bloemblaadjes hingen slap en dor naar beneden.
Wat is er met jou aan de hand lieve zonnebloem? vroeg hij ontsteld.
Het is goed, zei de zonnebloem tegen de merel. Weet je, mijn tijd zit er op. Ik ben er mijn leven lang zeker van geweest dat mijn bestaan volkomen zinloos was. Maar nu lieve merel, door jou, weet ik dat ik en alles in het leven een doel heeft. Ik heb het alleen lang niet begrepen. Door jou heb ik de wil om te blijven leven behouden. En door mij heb jij jouw leven gehouden. En weet je, de overgebleven zonnepitten zijn voor jou. Maar misschien wil je er een paar hier laten liggen. Zodat er volgend jaar hier op een dag heel veel zonnebloemen zullen groeien en bloeien. En misschien dat er dan op een dag ook heel veel lieve merels zoals jij tussen de vlinders om de zonnebloemen zullen vliegen.