Lieve Erik,
Lieve ouders van Frederiek,
Lieve Jan Willem en Leontien, schoonzussen
en andere familie en vrienden van Frederiek,
Vriendschappen kennen zelden een echte begindatum. Meestal bloeien ze ongemerkt op. Maar mijn vriendschap met Frederiek had dat wel: een gemarkeerd begin. Tot dat moment waren we ‘gewone’ collega’s. Voor zover dat met Frederiek gewoon kon zijn.. daar kunnen al mijn collega’s van getuigen. Frederiek kon je eenvoudig niet missen: altijd stralend, altijd lief, altijd gevend, geïnteresseerd, betrokken en vol levenslust;
Frederiek was een lichtdrager.
Op 8 december 2014 stuurde ze me een mail. ‘Lotgenoten…’ was de titel van die mail. En hoe triest de aanleiding ook was, dit mailtje vormde het begin van een heel dierbare, unieke vriendschap. Een vriendschap die niet zozeer breed was, maar diep ging. Frederiek schreef me dat bij haar ook borstkanker was geconstateerd, nadat ze zelf een knobbeltje had ontdekt, toen ze mijn bericht hierover had gelezen. Haar eerste mail was vol ongeloof. Ze kon het woord kanker nog niet hardop uitspreken, schreef ze. Maar dat veranderde snel.
Lieve Fre, we waren collega’s, maar door kanker werden we vriendinnen. En dat was een zegen.
We deelden de intimiteit van samen ziek zijn,
ik zal er iets over proberen te vertellen.
2014, borstkanker dus. Ik kwam er nog relatief eenvoudig vanaf met operaties, jij onderging ook nog chemotherapie. En je maakte je zorgen om mij, want ik moest dat ook doen, vond je. Maar mijn artsen vonden van niet. Dus ik krabbelde op en jij werd eerst zieker. Je stuurde me een eerste foto met pruik, nam elke drie weken weer zo’n gifbeker, maar was intussen altijd alert op hoe het met mij ging. Typisch jij: zelf bezig met een chemische oorlogsvoering, en dan vragen of ik het wel redde. Je herstelde, maar ‘t was best pittig. Wat was je blij dat je weer haar kreeg:
‘Ik ben net een blank Moriaantje,’ schreef je me.
En we maakten een afspraak. Wij zouden 180 worden. Opgeteld, bedoel ik, we waren niet gek.
Het ging goed met ons.
Nou ja, we hadden wel wat klachten, en gek genoeg ook nog soortgelijk, maar de kanker leken we achter slot en grendel te hebben. Jij had maagklachten, ik had maagklachten. We kochten allebei een pak Rennies en lachten om onze gewone-mensen-kwalen, om de herkenning, én we lachten om onze angst.
Wíj zouden immers 180 worden!
Geen dag minder. Een ferme deal.
Maar bij jou, lieve Fre, bleek de angst gegrond. Het géén gewone-mensen-kwaal. Het was slokdarmkanker.
Wat een afschuwelijk zwarte dag was dat.
Vlak voor Kerst in 2016 de eerste operatie in Nijmegen, het begin van wat een ware lijdensweg zou worden. Ik gaf je een bedeltje mee, met geloof, hoop en liefde –
een klein gebaar, maar het was precies alles wat ik je zo gunde. En dan stuurde je mij een foto van hoe dat je vergezelde.
Ik zocht je op in Nijmegen, en nam een kaarsenhouder voor je mee, met goudvlokken erin. Symbolisch – vond ik - voor de waarde van onze vriendschap en vooral voor jou: een lichtdrager.
Ik kocht hem ook voor in ons huis. Zo werden die twee kaarsen ‘onze’ kaars. Je was er zo ontzettend blij mee, zo dankbaar voor! Erik moest ‘m meenemen, want stel je voor dat ie kapot zou vallen op de ziekenhuisvloer. En ’s avonds stuurde hij me een foto van een brandende kaars in Barneveld. Vandaag mocht ik juist deze
lichtdrager ontsteken voor jou.
Er waren geen uitzaaiingen, en je herstelde uiteindelijk opnieuw, maar mens, wat was het zwaar, en wat heb je daarvoor onmenselijk hard moeten werken!
‘Maar hé,’ zei je dan – altijd lachend -,
‘we zouden 180 worden, toch!'
Op een dag schreef je me dat je me een cadeau wilde geven, om me te bedanken. Je had bij een glaskunstenaar een beeld voor me laten maken, dat onze vriendschap voor jou symboliseerde. Dat beeld heb ik meegenomen: het zegt meer dan al mijn woorden. Frederiek zag met haar hart.
In september 2017 werd ik opnieuw ziek. Wat jij zo voor mij vreesde toen ik in 2014 geen chemo kreeg, werd waar. Uitzaaiingen. Maar bij alles wat volgde was jij er voor mij. Waren jullie er voor mij. Altijd. Nooit niet eens niet. Bloemen, kaarten, onze kaars, cadeautjes, taart voor de kinderen tijdens de chemo, nog meer taart voor de kinderen bij de laatste bestralingen, en talloze appjes. Lieve Fre, ik kan nooit precies verwoorden, wat jouw steun voor mij en ook voor Rogier heeft betekend. Het was goud waard, het was van levensbelang.
‘Heb elkaar lief’ is een opdracht aan ons allemaal,
maar jij bracht dat als geen ander in de praktijk.
Je kón niet anders.
Je gaf niet alleen van wat je had,
maar je gaf vooral van wie je was.
Ik herstelde en we konden misschien
tóch weer 180 worden.
Op 23 januari belde je me. ‘Annemieke, ik heb heel slecht nieuws..’ En, zei je voor het eerst in die ruim vier jaar vriendschap: ‘Ik ga onze 180 niet halen.’ En daarom droeg je me op, en ik citeer je appje: ‘Ieder levensjaar van jou telt nu dubbel, want ik leef met je mee en samen 180. Voor altijd in jouw hart!! (Hartje)’
Gisteren rekende ik uit dat ik nu 89,5 moet worden om jouw opdracht waar te maken. Maar net als Frederiek, besef ik maar al te goed: je moet je dagen niet tellen, je moet ze vieren.
Als je naam begint met ‘vrede’ dan houdt dat een belofte in. Jouw naam: Frederiek betekent vrederijk. Wat heb je die belofte bijzonder mooi ingelost:
waar jij kwam was het eenvoudig goed, om wie je was.
Het tweede deel van je naam, Riek, zoals je familie je noemt, is gevormd uit de letters van jouw Erik.
Ik zag dat ineens toen ik met hem appte, de maandagavond dat je vorige week thuis kwam uit het ziekenhuis. Hoe mooi! Zelden zo’n elkaar versterkende, wederkerige, overweldigende liefde gezien.
‘Ik ook van jou’ waren je allerlaatste woorden voor mij, vandaag precies een week geleden;
liever, vrederijker, Frederieker kan het niet.
Lieve Fre, vrede, liefde en licht vormen je legaat,
en onze vriendschap kent geen einde.
Ik hou van jou.
Annemieke