'Bûter, brea en griene tsiis, wa dat net sizze ken is gjin oprjochte fries.'
Tja, als niet Fries is deze zin lastig om uit te spreken, maar ook om te lezen.
In de loop der jaren is dat een stuk verbeterd, dat krijg je als je familie wel van Friese afkomst zijn.
Iets wat mij is bijgebleven is de vraag die Arjan mij ooit stelde in onze kindertijd, 'Mei ik jo wat freegje: doge jo wol?'.
Met blijde blik keek hij mij aan, om af te wachten wat mijn antwoord zou zijn.
Schaapachtig keek ik terug. Ik had geen idee wat gevraagd werd en moest het antwoord schuldig blijven.
Arjan gaf met droge ogen het antwoord en zei dat het een grapje was.
En zo leerde ik Arjan kennen, een rustig persoon met een warm hart en zijn droge humor.
Een nuchtere Fries, zoals ik ook ben, zonder Fries dan, die ondanks dat ook wel eens kattenkwaad heeft uitgehaald samen met mij.
Van een glijbaan naar beneden glijden die we hadden gemaakt in het trappenhuis van matrassen, dat was er zo een.
Al zagen wij in de loop der jaren elkaar wat minder, de droge humor bleef aanwezig, de kattekwaad werd (wat) minder.
En nu,
Nooit meer je stem
Nooit meer je lach
Nooit meer je humor
Nooit meer samen genietenvan wat we hebben meegemaakt
Niets is meer hetzelfde in ons leven
Maar het houden van jou en alle herinneringen zijn gebleven…
'Mei ik jo wat freegje: Wolst do derfoar soargen dat in elk dyn net sil ferjitte?'
Rust zacht lieve Arjan
Je neef, Oscar