Als ik opkijk, zie ik hem, geheel in het zwart met zonnebril, onder het tunneltje bij Strijp-S. We overschrijden de anderhalve meter nogal stevig. Ik voel me niet per se op mijn gemak bij fotografen, maar bij Alex wel. Dik vijf jaar geleden fotografeerde hij me in Amsterdam voor mijn eerste roman. Meer dan een pasfoto was er van mij nog nooit gemaakt, dus ik was gespannen als een veer. Ik keek hem aan. Het zou goed komen.
Net als in Amsterdam speurt Alex naar muren waartegen ik goed plak. We staan voor het sekspleintje. De poort is gesloten. Er hangt een verbodsbord tegenaan met een bierglas erop. Dat lijkt me toch jammer voor de heren. Weinig aangenamer dan een beetje met een biertje in je hand langs de meisjes te spazieren. De wijkagent op zijn scooter legt aan. Hij registreert dat Alex foto’s maakt en besluit razendsnel dat het oké is. Om zich een houding te geven doet de agent alsof hij iets checkt aan het hek. Hij zegt niets tegen ons, niet eens Alles goed, heren?
We lopen door. Alex maakt foto’s. Soms terwijl ik het niet eens door heb. Af en toe kijkt hij op het scherm en zegt dan: ‘Ja, dit is volgens mij wel een mooie, kijk eens.’ Ineens is het er. Zie ik geen angstige tegen de muur gedrukte vogel op het display van zijn camera, maar een blik die misschien wel kom maar op zegt.
Na afloop drinken we aan de rand van het Ketelhuisplein. Ik heb speciaalbier uit Eindhoven voor hem gekocht omdat hij helemaal uit Amsterdam gekomen is.
‘Ik hoorde al wat rinkelen in die tas,’ zegt hij.
We praten. Over zijn Elze en over mijn jongens. En over drank en vrouwen.
We zeggen: ‘We zien elkaar sowieso op de boekpresentatie.’
En zo had het natuurlijk ook moeten zijn.