Ik leerde Raf kennen in de 3de klas van de Bronstee MAVO. Wat mijn eerste indruk van hem was kan ik niet voor de geest halen, maar het zal niet die van een rustige, timide, hardwerkende jongen zijn geweest. Raf viel in de klas eerder op door zijn gedrag en humor, dan door goede schoolprestaties. Om en met Raf kon je verschrikkelijk lachen, in de klas de pias uithangen … hij kon het niet helpen.
Gedurende dat jaar en de daaropvolgende schooljaren trokken we intensief met elkaar op. Jongens waren we nog in die tijd - om zijn geliefde schrijver Nescio te parafraseren, maar geen aardige jongens. Althans niet altijd. Vaak waren we kwajongens met de daarbij horende streken. Streken die leiden tot boze blikken van klasgenootjes, leraren en onze ouders. Ook voor elkaar waren we niet altijd aardig. Soms zelfs kwaadaardig, maar we namen dat sportief op en konden er de humor van inzien.
Sport interesseerde hem wel. Zo weinig energie hij stopte in school, zo gedreven was hij om de techniek van een bepaalde sport meester te worden. In dat opzicht verbaast het mij niet dat hij met golf een lage handicap bereikte.
Het beleven van Adriaan en Olivier of zeg maar James Bond inspireerde hem. Skiën, casino’s, drank en snelle bolides. Nog voor zijn achttiende had hij de sleutels van de rode BMW stiekem laten namaken (de BMW waar zijn vader nog rally’s mee had gereden). Om met die bolide, als de kust veilig was, een ritje te gaan maken. Tijdens één van die ritjes, hij zou me even naar huis brengen, sloeg hij de laan in van een in de omgeving bekend landgoed. Hij moest en zou het slippen onder de knie krijgen. De argeloze wandelaars stoven uiteen en zochten verschrikt een veilig heenkomen. Achteloos draaide Raf driemaal het stuur rond, sporen op het grasveld achterlatend. Helaas bleven er, na een lichte touché van een boom, ook sporen op de rode BMW achter.
Na de middelbare school scheiden onze wegen zich en hielden we elkaar met, bij tijd en wijle hilarische, brieven op de hoogte. Raf had een talent om anekdotes te vertellen, zowel verbaal als in geschrift en hij genoot daarvan.
Raf wilde zoals hij zei: ‘alles, en van dat alles nog veel meer’. Voor wat anderen wilden had hij minder oog. Ik werd aangenaam verrast door de woorden van Feline, Julia en Margot die mij een andere kijk op hem gaven.
Een uitvreter was Raf niet, maar wel een ‘wonderbaarlijke kerel’. Ik koester de herinneringen aan hem; herinneringen die een lach op mijn gezicht brengen.
Ik wens zijn dochters en vrouw heel veel sterkte.
Pieter