Lieve Chris,
Woorden schieten tekort. Wat een verschrikkelijke tijd heb je achter de rug. Een jaar geleden zochten we je op in Andijk. Je had pijn in je maag. Mogelijk een maagzweer, dacht je. De huisarts suggereerde: galstenen. Onderzoek in het ziekenhuis wees uit: kleincellige longkanker met uitzaaiingen naar je lever. Erger kon niet, dat was de boodschap. Je kreeg nog drie maanden. Na je eerste chemokuur spraken we af bij de Noorderkerk en voelde je je sterk. Het is niet hopeloos, zei je nog. Onverbeterlijke optimist. Na dat moment heb je nog een jaar geleefd. Een jaar van bovenmenselijk inspanningen. Vechten als een leeuw ondersteund door Monique en bijgestaan door Pim en niet te vergeten Paul. Op en neer golfde het. Tot het onvermijdelijke einde volgde.
Chris, onlangs zochten we je op in Andijk. Je las Bregman. “De meeste mensen deugen” . Ik zei dat ik dat boek op de plank had liggen, maar er nog niet aan toegekomen was. ‘Dat moet je lezen, Dick. Een fantastisch boek’. Zoals alleen jij dat zo kon zeggen. Dat was vier weken geleden. En dat heb ik gedaan. En terwijl ik het las realiseerde ik me dat het hele boek over jou ging. De kern van de boodschap in het boek was jouw boodschap in jouw leven. En die is gebaseerd op de gedachten van Jean Jacques Rousseau, en die van van Eden. Over zijn commune Walden in het Gooi. Het gaat niet om het individu maar om de gemeenschap. Op wat je samen bent en met elkaar hebt. En dat de relatie met de natuur een krachtige is. En dat het dicht op elkaar wonen in de stad, in onze geciviliseerde samenleving, onnatuurlijk is. Die ons wegdrijft van wat we eigenlijk zijn. Je hebt met de camping in Andijk een soort Walden willen scheppen. Die gedachte is in jouw jeugd ontstaan. Ik denk zelfs te weten wanneer.
Ik herinner mij dat, het was juni 1970 in de rapportentijd. Jij had je teruggetrokken in Bad Boekelo. Op school was de klap gevallen. Je bleef zitten, ik geloof in de tweede klas van de HBS. Pa had de rapportenvergadering over jou bij mogen wonen. Ik kan me zijn kromme tenen goed voorstellen. Toen hij thuis kwam was hij in niet zo’n best humeur. Waar is Chris? Riep hij met luide stemverheffing. Tja waar was Chris. Zoek. Wij keken allemaal een andere kant op. We waren, tja hoe zal ik het zeggen… een beetje angstig om te zeggen dat je vast op vakantie was gegaan. Waarschijnlijk omdat je ook wel zag dat het een verloren zaak was met je rapport. En dan kon je maar beter even niet thuis zijn! “Haal hem onmiddellijk op” zei pa tegen Pieter. Die was net terug uit Seedorf, waar hij in militaire dienst gelegerd was. Met de Volvo 122 s scheurde Pieter naar Bad Boekelo om de zondaar af te halen. Hij zat op de achterbank. Met hangende pootjes kwam Chris thuis. Maarten heeft dat uit een raampje op de eerste verdieping allemaal kunnen volgen. Zijn rapport was ook niet zo denderend.
De gevolgen van het zitten blijven hebben je je leven achtervolgd. Je zat in de bezemklas van de HBS. Nu kwam je in de HAVO terecht. Terwijl Frans en ik in 1970 vertrokken naar Amsterdam, Maarten het jaar daarop naar Den Haag ging, moest jij vanaf 1971 het alleen zien te rooien thuis. Jij verhuisde naar de oude slaapkamer van Pieter helemaal boven op de tweede verdieping. Daar sloot je je af van de omgeving. Je enige steun en toeverlaat was Mam waarvan je zielsveel hield. Toch was je heel alleen. Daar begon het grote dromen.
In die tijd kwamen we nog regelmatig thuis als Amsterdamse studenten. En troffen daar jou. Behoorlijk in jezelf gekeerd. Je bouwde je eigen wereld op. Las veel. Bijvoorbeeld over de Franse filosoof Jean Jacques Rousseau. Die zo graag terugkeerde naar de natuur. Naar de kern van de mens, onbezoedeld door de verstikkende op macht gebaseerde burgerlijke maatschappij. Je las Thoreau’s Walden en over de commune van van Eden in het Gooi. Dat leek je wel wat. Een commune buiten waarin je met elkaar een gemeenschap opbouwt. En het goede zoekt in elkaar . Daar komt iedereen tot rust en komt het beste in je boven. Ik geloof Chris dat je dat vanaf dat moment je hele leven lang met enorme inzet gezocht hebt.
Op 23 augustus van het afgelopen jaar hebben we dat kunnen zien. Een heel groot feest. Wij mochten Saksische aardappelsalade maken. Anderen grilden de verse worst. Weer anderen pookten de kachels op of zorgden voor de muziek. Maar we deden het allemaal samen en zorgden voor elkaar. Ik zag je groeien. Wat was je gelukkig. En wat is het een mooie camping geworden. Een echte sociale gemeenschap. Wat kun je daar ongelooflijk trots op zijn! Op jouw Walden.
Dick